Het Onsterfelijke Archief — pagina 2

Terug naar startpagina De Onsterfelijken


"Ik wil niet dat Frankrijk blijft zoals het dorpje van Asterix."


Een Franse stemgerechtigde die duidelijk "Oui!" stemde in een referendum voor of tegen de Europese grondwet. Uiteindelijk zouden de "Non"-stemmers het halen. Frankrijk blijft nog even een megaversie van het Asterix-dorp.
(Het Journaal op één, 29 mei 2005)

"Op een tentoonstelling van Kuifje in Brussel antwoordde hij (Willy Vandersteen) eens aan E. P. Jacobs, die net vol trots verteld had dat hij één album van Blake en Mortimer maakte op twee jaar tijd: 'Wij zijn Vlamingen, wij kunnen werken, wij maken er zo'n twintig per maand'"

Gene Goossens, gepensioneerde inkter bij Studio Vandersteen, dist een anekdote op over ex-werkgever Willy Vandersteen.
(XL, een weekendbijlage bij Het Laatste Nieuws,
14 mei 2005)

"Als dat op maandag gebeurde, had Vandersteen ook een enveloppe voor zichzelf bij zich, zo'n 100.000 BEF (= 2.500 euro), waarmee hij dan 's avonds de bloemetjes ging buitenzetten. Want de man was een levensgenieter, nietwaar.
Maar de rest van de week, ook 's avonds en tijdens de weekends, was hij aan het werk, met een liter melk, een doos pralines en de fles Johnie Walker Red Label bij de hand. Iedere tekenaar of inkter had 's morgens zijn drie à vier pagina's scenario en kon verder werken aan zijn strip. Suske en Wiske, Bessy, De Rode Ridder, Biggles, Safari en Jerom. Vandersteen schreef ze allemaal door elkaar en was ook de enige die dat kon."

Ronald Van Riet, ex-tekenaar van Robert en Bertrand, herinnert zich dat hij Willy Vandersteen nauwelijks zag, enkel als 'de baas' het maandelijks loon kwam brengen. En dat die baas een nijverige nachtbraker is, bewijst Van Riet ook.
(XL, een weekendbijlage bij Het Laatste Nieuws,
14 mei 2005)

"De Rode Ridder is magie, de eeuwige tienerdroom, de drang naar het onbekende, ecotica en interplanetaire ontmoetingen. Met De Rode Ridder verdween de hoop en geloof in het surreële, het onmogelijke. Zonder De Rode Ridder is De Standaard een stuk dor en droog papier. Het slinks verwijderen ervan maakt me ziek en kapot.
Door zijn unieke formule — een broeierige cocktail van de esthetiek van de Amerikaanse B-film uit de jaren vijftig (western, sciencefiction, horror, Russ Meyer), negentiende eeuwse Vlaams-Nationale mythologieën, alchemie en preconciliaire mystiek — stond De Rode Ridder in Vlaanderen op eenzame hoogte.
Maar de cultuurfascisten in Vlaanderen oordelen anders. "Niet realistisch", "slecht getekend" of "rampzalig verhaal" luidt hun oordeel. Wie niet volge, is een kind en weet niets van 'kunst'. Maar wat is kunst?"

Lezer Pim Gesquiere fulmineert er plastisch op los in een lezersbrief dat gepubliceerd raakt in De Standaard, vragende en beslissende partij voor het stopzetten van de krantenpublicatie van De Rode Ridder in 1998. De reeks heeft er dan 40 jaar voorpublicatie opzitten en wordt opgevolgd door Blueberry.
(De Standaard, 1998)

"Jaloers, jaloers. Kijk: als ik vier weken achter elkaar een Doorzon maak waar niemand een touw aan vast kan knopen, beginnen ze te bellen. Ben ik ziek? Moet ik niet op vakantie? Zullen we maar met Doorzon stoppen? En dat zijn terechte vragen! Als ze Kamagurka vier weken niet snappen, bellen ze Kamagurka niet op, nee, dan denken ze dat het aan henzelf ligt. Want Kamagurka is briljant. Je hebt het een stuk gemakkelijker als je werk als Kunst wordt gezien."

Gerrit de Jager over de rol die jaloezie en afgunst spelen bij het beoordelen van een strip. Dat daar vooroordelen aan klitten, moge vast staan.
(Martijn Daalders Stripjaar 1992, 1993)

"We zaten eens op 13 juli in Parijs op een terrasje toen kwajongens vuurwerk afstaken. Joe zat werkelijk onder tafel na de eerste knal. Na 25 jaar zat de reflex er dus nog in. Hij wilde nadien niet naar binnen gaan, maar heeft zich toch verplaatst bij het tafeltje om met zijn gezicht naar de knallen te zitten."

Marvano dist een anekdote op over schrijver Joe Haldeman dat ons eraan herinnert dat wij mietjes zijn die nooit de tramautische terreur van een oorlog van nabij hebben meegemaakt.
(StripNieuws 2, jaargang 3, april 2005)

"In de metro van Parijs zaten we tegenover elkaar met onze echtgenotes en mijn dochter. Een lapzwans kwam langs en viel mijn vrouw en dochter verbaal lastig. Joe las een boekje en keek niet eens op. De vrouw van Joe zei me: 'De volgende halte stappen we af'. Ik antwoordde dat we zes of zeven haltes verder moesten zijn, maar ze stond erop dat we er bij de volgende halte uit zouden gaan. Even later vertelde Joe's vrouw me waarom ze dit zei. Als die lapzwans maar één vinger had uitgestoken naar haar of hun dochter, dan had hij een probleem gehad. Want Joe mag dan wel een hangbuikje hebben en zit daar maar met zijn brilletje, hij kan nog op verschillende manieren doden met de blote hand."

En nu we toch bezig zijn: nóg een Marvano-anekdote over Haldeman dat ons eraan herinnert dat wij hèm zeker nooit een mietje moeten noemen.
(StripNieuws 2, jaargang 3, april 2005)

"Ik heb het één keer geprobeerd; ik heb mijn tekeningen bekeken, ik heb ze verscheurd en tot mezelf gezegd dat dat kennelijk niet mijn roeping was."

Peyo op de vraag of hij wel eens een realistisch verhaal probeerde te maken.
(Stripschrift 81/82, oktober 1975)

"Ja. het is niet iets intellectueels. Nooit. Het is zuiver emotioneel."


Hermann op de vraag of het vertellen van verhalen een emotie is.
(De Toestand 0, oktober 1989)

"Ik ben een tekenaar, geen schrijver. Als Bob met Cori bezig was, schreef hij de scenario's in het Frans, omdat dat bij Studio Hergé de voertaal was. Als Jacobs een scenario af had, kwam hij dat eerst bij ons thuis vertellen voordat hij ging tekenen en dat ging ook in het Frans. Ik denk dat het op den duur een gewoonte wordt. In Brussel hangt een dominant Franse sfeer. De Vlamingen klitten hier een beetje aan elkaar. In mijn familie werd altijd in het Frans verteld en die gewoonte heb ik overgenomen. Ik vind het vertellen van een verhaal in goed Nederlands daarom moeilijker. Als het over iets anders gaat, kunst bijvoorbeeld, gaat het Nederlands me makkelijker af."

Johan De Moor geeft impliciet de tip om je Frans goed te kennen als je als stripauteur de ambitie hebt internationaal te willen scoren.
(Zozolala 84, december 1995/januari 1996)

"Internationaal is de belangrijkste evolutie het (langzaam) opengaan van de Oost-Europese markt voor westerse strips. Nationaal (of liever: gewestelijk!) blijven de meest in het oog springende fenomenen het soms stuitende amateurisme van uitgevers en verdelers, het provincialisme van nogal wat auteurs en de volslagen onkunde van driekwart van de stripcritici. Je kan dit zelfs geen negatieve evolutie noemen. Er is gewoon niks veranderd."

Marvano over het stripjaar 1990. Na ondertussen 15 jaar nog steeds een actuele bedenking.
(Martijn Daalders Stripjaar 1990, 1991)

"Ja, en in de jaren zeventig heeft uitgeverij Het Volk de strip ook in Frankrijk en Duitsland op de markt gebracht. Dat leverde een financiële put op van 14 miljoen (Belgische frank, nvdr) en toen zijn ze ermee gestopt."

Jef Nys over de pogingen van Het Volk om Jommeke ook in het buitenland te lanceren. met desastreuze gevolgen, zo blijkt.
(Brabant Strip magazine 109, 25 juni 2003)

"Laat ik beginnen met het mìnst moeilijke. Waar ik vrij in gelaten word, is het decor: gebouwen, auto's... die teken ik zonder aan Marc Sleen te denken. Waar ik natuurlijk wel aan vastzit, zijn de personages en die zijn ook het moeilijkst. Dan merk je ook pas wat een stijl inhoudt. Nero bijvoorbeeld — ik zeg het nog maar eens, hoewel Marc Sleen dat niet graag heeft — heeft geen hals. Als Sleen hem tekent valt dat niet op, maar bij mij werkt het niet. Nero is het enige personage dat me nog altijd grote moeite kost. Het is vreselijk maar het is zo. Soms lukt het vrij snel en soms krijg ik hem met geen mogelijkheid op papier. Hij heeft van die typische gelaatsuitdrukkingen die Sleen uit zijn mouw schudt en waar ik op moet zwoegen. Ik heb dikwijls problemen met de wenkbrauwen van hem, twee zwarte bogen eigenlijk. Bij Sleen storen ze me geen moment. Zo'n figuur tekenen is even onmogelijk als een handschrift nabootsen. Je kunt hoogstens iets maken dat erop lijkt."

Kameleontekenaar Dirk Stallaert had het heel wat moeilijker met het tekenen van Nero dan je zou denken als je zijn tekeningen ziet. Bovendien kreeg Sleen indertijd geen genoeg van de riem met materiaal die agent 794 (Gaston pour les dames) elke keer meer leek mee te torsen. In de weken waarin Gaston in de strip opdook, moest Stallaert overuren maken.
(Zozolala 106, juni/juli 1999)

"Zelfkennis is het begin van de wijsheid, de Grieken wisten het al. Guy Mortier ook, reden waarom zijn tekenwerk nooit in Humo is verschenen. Het VIIe Werk komt nu voor het eerst exclusief naar buiten met vroeg werk van Mortier.
Materiaal dat nogal sterk Vlaams primitief is, om het voorzichtig uit te drukken. De krachtlijnen van 's mans latere œuvre zijn meteen duidelijk zichtbaar."

Wie herinnert zich nog het tv-programma De XII Werken van Rob Vanoudenhoven? Voor het VIIe werk daagde Humo-opperhoofd Guy Mortier de fratsenmaker uit om zelf een éénmalig weekblad te publiceren en er meer te verkopen dat de Humo van diezelfde week van verschijnen. Eén van de gelegenheidsartikels was gewijd aan BV's van nu die in vroegere tijden het striplandschap verkenden alvorens er definitief de brui aan te geven. Het is niet iedereen gegeven. Op twee pagina's zien we drie politieke cartoons van twintiger Marc Reynebeau (twee ervan zijn ondertekend met Marrek), een heuse stripreeks van Emmo door tiener Bart De Pauw (aandoenlijke covers van drie verhalen, een achterflap geeft negen andere titels prijs), knappe illustraties en een storyboard van de kortfilm The Bloody Olive door regisseur Vincent Bal (trouwens ooit tekenaar van de strip The Dinky Toys) en tot slot zogezegd stripwerk van Guy Mortier: De Avonturen van de Familie Pipikaka, hoogstwaarschijnlijk voor de gelegenheid getekend door cartoonist Zaza. Vanoudenhoven won overigens zijn VIIe Werk. Het éénmalige weekblad bleek later een testcase voor het Woestijnvis-weekblad Bonanza dat er na nog geen jaar mee ophield.
(Het VIIe Werk, 23 november 1999)

"Op mijn dertiende heb ik verschillende keren Jean-Claude Fournier (op dat moment de tekenaar van Robbedoes) ontmoet aan wie ik mijn tekeningen heb getoond. Hij heeft me voorgesteld om elke woensdag bij hem te komen tekenen, zoals andere tekenaars hebben gedaan."

Emmanuel Lepage (Névé, Een Wereld zonder Kwaad, Muchacho) vertelt ons van wie hij de knepen van het vak leerde. de "andere tekenaars" waarvan sprake zijn de Bretoenen Malo Louarn (Rona, De Kandidaat) en Michel Plessix (Patje van het Groenewoud, De Wind in de Wilgen). Scenarist Dieter schreef voor zowel Lepage als Plessix scenario's. Kleine wereld.
(Canal BD Magazine, november/december 2000)

"De Poenschepper is een populaire titel. Dan zie je de jeugd lachen."


Een zeer grappige Surinaamse bibliothecaris leidt de tv-ploeg van Man Bijt Hond rond in zijn bibliotheek waar vooral de reeks Suske en Wiske erg in trek is. Hij beweert dat geen enkele Surinamer Suske en Wiske NIET kent. De populariteit van dat ene album hierboven vermeld, moeten we zoeken in het plaatselijke dialect. Een "poen" is namelijk een ander woord voor een vagina.
(Man Bijt Hond, 1 maart 2005)

"En met reden. Ik had een ondertekend contract."


Marvano was er heilig van overtuigd dat hij indertijd (1986) de western Comanche zou mogen overnemen van Hermann. Scenarist Greg had namelijk het idee de serie opnieuw op te starten, daarvoor al 16 pagina's geschreven en aan een aantal tekenaars gevraagd proefpagina's te maken. Hermann zou gezegd hebben dat de tekeningen van Marvano de minst slechte waren. Maar Greg kreeg problemen met Lombard en wilde het verhaal niet afwerken. Marvano was ondertussen uitgever geworden van Den Gulden Engel. Het ondertekende contract heeft Lombard nooit willen verbreken. Marvano had er een hele tijd niets van gehoord, maar na een wisseling aan de macht (de groep Ampère nam de uitgever over van de familie Leblanc) verscheen het album plots in de winkel, getekend door Rouge op scenario van Greg.
(Zozolala 60, december 1991/januari 1992)

"De cinema is steeds aanwezig in mijn werk. De cadrage en de camerabewegingen interesseren me enorm, ook al inspireer ik me op foto's en schilderijen. In Ster van de Woestijn kan je verwijzingen vinden naar John Ford, Sergio Leone en Sam Peckinpah voor het westernaspect, Coppola en Scorsese voor de polar- en thrillerelementen. Voor de sfeer heb ik veel gedacht aan The Godfather."

De Zwitserse tekenaar Enrico Marini vergeet dan nog dat het hoofdpersonage een bijna klakkeloos nagetekende versie is van Sean Connery.
(BD, l'Art de la Bande Dessinée 01,
december 2004/januari 2005)

"Ik kreeg mijn eerste problemen met mijn tweede of derde verhaal, een story van tien pagina's: Donald was badmeester, en in die tijd was er zo'n aanminnig eendenmeisje... Achteraf moest ik verscheidene uren in het bureau van de uitgever doorbrengen met alle borsten weer plat te maken.."

Donald Duck-tekenaar Carl Barks over censuur bij Walt Disney.
(Humo 2815, 18 augustus 1994)

"Ik kan best, als Franka het vliegtuig neemt, Natasja als stewardess laten optreden, als ze door Londen loopt kolonel Clifton laten voorbijwandelen, maar dat vind ik niet leuk, dat wordt me te parodistisch."

Franka-tekenaar Henk Kuijpers heeft het niet zo voor cameo's of knipogen naar andere stripfiguren.
(Stripjaarboek '83-'84, 1983)

"Op Zoek naar de Tijdvogel is afgesloten, althans de eerste episode. Een vervolg zit er wel in, maar op welke termijn is nog onduidelijk. Zeker is wel dat ik dit vervolg met Letendre zal maken, net als de vorige delen. Het zal naar alle waarschijnlijkheid gaan om twee albums, met in de hoofdrol Bolster. We vinden onze held op retour twaalf jaar later terug. Hij is dan echt oud, teleurgesteld en zit tegen gekte aan. In feite gaan de twee albums over de laatste dagen van Bolster. Er staat van deze verhalen nog niets op papier, het zit nog allemaal in onze hoofden."

En in het hoofd van Regis Loisel (in 1991) zal het nog lang blijven zitten. Ondertussen kregen we geen vervolgcyclus over een bejaarde Bolster, maar wel een prequelcyclus over de jonge jaren van Bolster.
(Zozolala 58, augustus/september 1991)

"Ik ben ervan overtuigd dat men het ooit zal voorstellen aan iemand! Ik zie niet in waarom een uitgever kan slapen op zo'n schat. Mocht de keuze op mij vallen — al geloof ik van niet — dan zeg ik neen. En ik zal niet van mening veranderen. (...) Robbedoes overnemen past in een lange lijst van auteurs — ik geloof dat wij de negende en tiende zijn — maar Kuifje! Dat is de totale overrompeling. Je moet écht zeker zijn van jezelf. Ik feliciteer op voorhand de persoon die het aandurft."

Huidig Robbedoes-scenarist Jean David Morvan ziet het niet zitten om eventueel ooit Kuifje over te nemen, maar zegt er wel zijn gedacht over.
(BoDoï 72, maart 2004)

"Ik was altijd al een fan van Manara. Hij weet goed in te spelen op al die geheime plekjes in het hoofd van de man. Hij weet op de juiste knopjes te drukken en hij kan het heel erotisch en opwindend maken.
(...) Zijn tekeningen van vrouwen zijn onrealistisch, maar lijken wel echt. Als je de proporties meet van de benen en van andere lichaamsdelen, stel je vast dat het onmogelijk is. Maar hij doet het zo knap dat je 't toch aanvaardt."

Filmregisseur Roman Polanski bezingt in een interview voor het tv-programma Playboy Late Night de kunstjes van Milo Manara. In de reportage vertelt een zwoele vrouwenstem dat Polanski en Manara op dat moment samenwerkten aan een tekenfilmproject.
(Playboy Late Night)

"Bij een orgasme zijn er duizend kleine variaties in lichaams- en gelaatsuitdrukkingen. Ik moet al m'n talent en fantasie benutten om ze te vatten. Mijn uitdaging is ze te bestuderen en zo getrouw mogelijk te reproduceren. Ik ben op zoek naar de perfecte erotische uitdrukking."

En nu Milo Manara zelf aan het woord. Zijn duizend variaties in bijvoorbeeld gelaatsuitdrukkingen zijn in zijn werk nochtans samen te vatten als 'bijten op de onderlip' en 'het vormen van varianten op geluidloze a- en o-klanken'. Het bestuderen van deze variaties doet Manara, althans volgens de Playboy-reportage, op zijn 100 jaar oude zeilschip op het Gardameer bij de grens met Zwitserland waar een naakte schone op het dek model speelt.
(Playboy Late Night)

"Wist je dat ik een diploma voor piloot heb? Een tijdelijke bijziendheid belette me ermee door te gaan. Dezelfde dag heb ik vernomen dat ik het leger kon vermijden. Dat maakte het toch min of meer goed."

François Schuiten was bijna piloot geworden. De vraag was eigenlijk of hij de hobby van zijn broer Luc ook uitoefende: parapente."
(BoDoï 77, augustus/september 2004)

"Nochtans gaf ik altijd de voorkeur aan zwart-witstrips. Alleen in de weekbladen kreeg je toen kleurendruk. Maar Lombard vroeg dat om Kuifje in Vlaanderen en Nederland beter van de grond te krijgen. De eerste tekeningen keurde Hergé vierkant af omdat het te karikaturaal en te volks was. Uit zijn kritiek leerde ik: nauwkeurig werken en duidelijk begrijpbare teksten maken. Later zou hij me 'de Breugel van het stripverhaal' noemen.
Als je het kleurelement goed gebruikt en de druk is perfect, kan het wel een verbetering voor de tekening zijn. Vooral de Franse tekenaars weten er goed mee om te springen. Ik speel er minder mee. Hier moet het een romantisch tintje geven."

Willy Vandersteen over de kleur in de strip. En passant krijg je er een legendarische anekdote bovenop. De titel die Hergé aan Vandersteen gaf is een eigen leven gaan leiden in artikels en boeken over Vandersteen.
(Top 38/39)

"Ik ben al 25 jaar goed bevriend met Jean (Van Hamme, nvdr). Ik kan je dus verzekeren dat wij allebei dezelfde waarden als Thorgal belangrijk vinden. De verhalen van Jean zijn altijd in een bepaald opzicht wel moreel te noemen. We willen de volwassenen die mijn strips lezen niet beledigen met een domme neukpartij die nergens toe dient."

Grzegorz Rosinski in 1999 bij het verschijnen van deel 25: De Blauwe Ziekte over de verhalen van Jean Van Hamme. Wij mogen dus aannemen dat het plagerige onderonsje tussen Kriss Van Valnor en Aaricia op pagina 34 van deel 28: Kriss Van Valnor niet valt onder "een domme neukpartij".
(TEEK 78, november 1999)

"Het lezerspubliek bestaat voor zestig procent uit vrouwen. Ik streef naar tachtig procent (lacht). Dat is aangenaam bij signeersessies. Soms staan er alleen maar vrouwen aan te schuiven voor een tekening. Spijtig dat er altijd een tafel tussen mij en die rij staat, zodat ik ze niet allemaal een kus kan geven (lacht)."

Nog eens Rosinski in hetzelfde interview. Volgens hem ligt Thorgals succes bij vrouwen in de subtiele moraal die de verhalen bieden en meer nog in de zoektocht van Thorgal naar universele waarden zoals zekerheid. Rosinski voegt eraan toe: "Ze willen heel eenvoudig hun leven kunnen leiden. Als ze kinderen hebben, willen ze die ook in veiligheid kunnen opvoeden."
(TEEK 78, november 1999)

"Foster is voor mij nog altijd de Michelangelo van het beeldverhaal. Ik had slechtere voorbeelden kunnen nemen."

Willy Vandersteen verdedigt zich nadat Amsterdammer Rob Mohlmann uitpakt met vijftig pagina's vol prentjes van de vroege Vandersteen die geïnspireerd zijn op tekeningen uit de strip Prins Valiant van de Amerikaanse tekenaar Hal Foster. Het was ooit voorpaginanieuws in Vlaamse en Nederlandse kranten. De fans erkenden dit als een jeugdzonde, critici zeiden dat Vandersteen beter kon vertellen dan tekenen. Vandersteen overleefde alleszins de hele heisa uit de vroege jaren 80. Deze uitspraak verscheen in een overzichtje na Vandersteens dood op dinsdag 28 augustus 1990.
(Het Nieuwsblad, 29 augustus 1990)

"Tiens, leef jij nog? Hebben ze je uit de formol gehaald?"


Hermann begroet een tiental jaar geleden op het stripfestival van Chambéry zijn collega Fred, de tekenaar van Philémon. Toegegeven, de auteurs hadden elkaar een hele tijd uit het oog verloren en Fred publiceerde toen niet zo erg veel meer. Na deze nogal onbeschofte begroeting hebben ze elkaar nooit meer gezien. En neen, Fred is nog steeds niet dood.
(BoDoï, februari 2005)
 
"Ik lees elke dag een strip voor ik ga slapen."


Graaf Leopold Lippens, sinds 1978 burgemeester van Knokke-Heist en anti-frigoboxtoerist, houdt er in het ouderlijke huis een verzameling van enkele honderden strips op na. Hij leest ze graag, zegt hij erbij. Op school leerde hij er zijn Frans mee dankzij een abonnement op het weekblad Tintin. Tussen zijn netjes in aparte stapeltjes geklasseerde verzameling herkenden we albums van Lucky Luke en de ingebonden Rombaldi-bundels in blauw kunstleer met alles van Franquin.
(Ten Huize van... op Canvas, 29 mei 2005)

"Van Afrikaaaaa tot in Amerikaaaa!"



Axelle, een meisje van amper 8 jaar, zingt een lied van K3 als ze de titels leest op de rug van een Kuifje-bundel van Lekturama: Kuifje in Afrika en Kuifje in Amerika. Op de vraag of ze de strips van K3 kent, volgt het antwoord: "Wij hebben er thuis twee, maar ik vind ze lelijk getekend".
(bij ons thuis, 29 mei 2005)

"Frommeltje sterft per ongeluk, terwijl Bernard de dood zélf heeft gezocht. Frommeltje was eigenlijk op zoek naar Viola. Het verhaal zou ook nog verder gaan, hij zou ook weer opstaan, zijn geheugen kwijtraken enzovoort, want de strip zou eigenlijk gelukkig moeten eindigen. Maar inmiddels was ik al aan Samber begonnen en had ik er geen zin meer in. Mijn leven was veranderd. De hele wereld was veranderd. Frommeltje was de wereld van vóór het aidstijdperk, van voor 1985."

Bernard Yslaire verklapt dat Frommeltje na het nooit vertaalde deel 4 van Frommeltje en Viola eigenlijk helemaal niet dodelijk verongelukt is. Wij hebben er ons intussen bij neergelegd dat het album ook nooit vertaald zàl worden.
(Stripjaar 1997, 1998)

"De Vlaamse uitgevers bleven veel te lang rond hun kerktoren hangen. Het gaat hier toch goed, waarom dan moeite doen in het buitenland. Willy Vandersteen vertelde me ooit het volgende: Toen Suske en Wiske in de jaren vijftig in het weekblad Kuifje verscheen, dat in alle Franstalige landen gelezen werd, stapte hij naar zijn toenmalige uitgever. Het lag toch voor de hand om in Frankrijk, Zwitserland en Canada albums op de markt te brengen. Reactie van de uitgever: 'Verdien jij nu nog niet genoeg!'"

Merho in de rubriek Dagboek van De Bond waarin hij zijn bedenkingen en gebeurtenissen van één volle week neerpent. Het verhaal hierboven hebben we in andere en nog schrijnender bewoordingen elders gelezen en proberen we — tussen de stapels randliteratuur — opnieuw op te sporen. Sta er ondertussen eens bij stil dat Willy Vandersteen, mits wat meer ambitie bij de uitgever, een Europese top-celebrity had kunnen worden.
(De Bond, 25 april 1997)

"Ik moet zeggen dat de meeste van mijn collega's allemaal een zenuwinzinking gehad hebben. Immers, de gewone man in de straat heeft daar geen kijk op, dat is gewoon iemand die 'ventjes' tekent. Maar die ziet alleen de top van de ijsberg, en niet wat eronder zit. Ik kan u verzekeren: het is hard werken, en we staan geweldig onder druk. Er wordt van ons zoveel verwacht: we moeten kunnen optreden voor radio en tv, we moeten boekhouding kunnen,... Het kost echt veel moeite om alle verwachtingen waar te maken. En dan al die spanningen die wij ondergaan, bijvoorbeeld het jaarlijkse referendum... Wij hebben mensen gehad die zelfmoord pleegden, hoor!
(...) Jajaja, omdat ze slecht geklasseerd stonden... Neem het van mij aan, ik ken iemand die zelfmoord gepleegd heeft."

Berck over de druk op een stripauteur. Zowel Kuifje als Robbedoes waarvoor Berck in zijn lange carrière tekende, hielden vele jaren na elkaar jaarlijkse referenda om de populariteit van de gepubliceerde reeksen te meten bij de lezers. We hebben niet nagegaan wie de betreurde auteur is waarvan sprake...
(Clumzy, september/oktober 1981)

"Vroeger was er helemaal geen verschil tussen de twee meisjes omdat ze een identieke tweeling zijn. Maar door de grote vraag ben ik toch gaan zoeken naar een klein verschil. Dat is aan de voeten. Dat kan je alleen zien in de zomer, als ze met hun blote voeten op het strand lopen. De dikke teen van Rozemieke is een héél klein beetje kleiner dan die van Annemieke."

En nu allemaal aan de slag met een vergrootglas. Jef Nys onthult waar het verschil tussen de "blonde tweelingzusjes" (dit levert ons extra zoekresultaten op bij surfers op zoek naar gratis porno) schuilt.
(Het Nieuwsblad, 18 april 2005)

"Ik kan zo tien redenen noemen waarom strips het ideale communicatiemedium zijn in deze tijd. In een visuele maatschappij, opgegroeid met tv, met film,... We hebben tegenwoordig een heel verfijnd systeem om beelden te decoderen. Strips zijn de beste manier om informatie over te brengen: dat heb ik niet bedacht, dat is het resultaat van een onderzoek van het Pentagon. Die hebben alles geprobeerd: tekst, foto's en strips. Het is altijd prettig als het Pentagon het met je eens is, toch?"

En als je je vergrootglas toch al bij de hand hebt (zie het citaat van Jef Nys hierboven), speur in één of andere comic dan ook eens naar verborgen of gecodeerde spionageboodschappen. Alan Moore doet zijn boekje open.
(Martijn Daalders Stripjaar 1990, 1991)

"Ik herinner me dat ik koste wat het kost wilde leren lezen... om de woorden te kunnen begrijpen die bij de tekeningen van Suske en Wiske stonden."

Bruno Gazzotti, de tekenaar van Soda, antwoordt op de vraag wat zijn eerste herinnering uit zijn jeugd is.
(www.spirou.com, maart 2005)

"Wanneer Greg in 1987 terugkeert na vijf jaar in de Verenigde Staten vertoefd te hebben, denkt hij dat hij zijn plaats opnieuw kan opnemen alsof er niets is veranderd. Helaas heeft de stripwereld niet op zijn komst gewacht en er is veel gebeurd sinds zijn vertrek naar de VS. Veel steun ontving hij niet. Vance, voor wie hij Bruno Brazil schreef, was gestart met XIII met Van Hamme. Hermann, de tekenaar van Comanche, werkte voortaan aan zijn eigen series. Greg heeft geprobeerd om twee, drie reeksen te herlanceren, waaronder Roze Bottel. Maar nadat hij de Grote Man van de strip was, kon hij het niet verdragen dat er geen beroep meer op hem werd gedaan. Hij werd er ziek van, voelde zich gekleineerd. Het was triestig om hem zo te zien."

Dany, de tekenaar van Roze Bottel (en Rooie Oortjes), bewijst met een triest voorbeeld dat het snel bergaf kan gaan met iemands carrière.
(BoDoï 84, april 2005)

"Ik ging laatst een pizza eten met mijn kinderen en toen kwam er iemand de keuken uitrennen met de Killing Joke. Voor een handtekening... Dat bewaren ze in de keuken van de pizzeria... Nemen ze het iedere dag mee vanwege die minieme kans dat ik op een dag binnenkom? Of hebben ze het gewoon altijd bij zich?"

Occasioneel Batman-scenarist Alan Moore stelt vragen bij de consequenties aan zijn beroemdheid.
(Martijn Daalders Stripjaar 1990, 1991)

"Bob De Moor was door Hergé gevraagd zijn assitent te worden. Daarmee ging een droom in vervulling en dat besloten de vrienden te vieren. Tegen vier, vijf uur in de ochtend kwamen ze thuis. Een paar uur later was Hergés nieuwe medewerker nauwelijks wakker te krijgen. Vandersteen: 'Ik bleef maar zagen: Bob, wakker worden. Nee, zegt hij, laat me slapen. 'k Zeg: Dat kunt ge niet doen, Bob, het is uw eerste dag bij Hergé!' Pas met de grootste moeite is hij uit bed te krijgen. Zijn vrouw smeert brood voor hem en samen werken ze hem de deur uit. Ze zien hem met onvaste stap in de mist verdwijnen. 'Toen hij met de trein in Brussel aankwam, moesten ze hem wakker maken. Maar toen hij op de studio arriveerde, bleek Hergé die dag afwezig te zijn. Er stond daar ergens een kast en daar is Bob toen ingekropen. Zijn eerste dag bij Hergé heeft hij slapend in die kast doorgabracht.'"

Striplegende Willy Vandersteen over de eerste, bijzondere werkdag van stripmonument Bob De Moor op de studio van stripmythe Hergé.
(De Toestand 6, september 1990)

"Ik kijk met heel veel plezier naar The Terminator, en dan zit ik echt niet te zoeken naar een verborgen boodschap. Schwarzenegger, die een paar bussen aan stukken scheurt, dat is toch good fun. Ik zou niet in een wereld willen leven waarin dat soort entertainment niet meer zou mogen. Er is ruimte voor, maar er zit wel iets ongezonds in ons geobsedeerde streven naar escapisme. Al die fantasytrilogieën, die zich in een simpele, middeleeuwse wereld afspelen, waarin goed en slecht te onderscheiden zijn, elven, draken... Het is een poging om je uit de echte wereld terug te trekken. En eerlijk gezegd kunnen we ons dat niet meer permitteren. Tolkien wist niet wat hij losmaakte toen hij In de Ban van de Ring schreef. Robocop is een heerlijke film, maar op een dieper niveau kan ik er geen emotionele band mee hebben. De toekomst zal niet simpeler en overzichtelijker zijn dan het heden. dat kan ik niet geloven."

Voor de Britse comicscenarist Alan Moore hoeft niet alles een diepere betekenis te hebben met vierlagige interpretatiemogelijkheden. Moore schreef onder andere de Batman-historie The Killing Joke en de superheldenklassieker Watchmen die door allerhande journalisten en stripcritici tot op het bot werd ontleed.
(Martijn Daalders Stripjaar 1990, 1991)

"De oplage beperkt zich tot 15.000 exemplaren voor de Franse en een slordige 5.000 exemplaren voor de Nederlandstalige markt. Dat is, bon, redelijk, maar zeker geen vetpot. Heel opvallend is wel dat ik pas gewaardeerd word als mijn boek al een tijd op de markt is. Het is alsof iedereen denkt: 'Hm, eerst snel die nieuwe XIII kopen en Kobe de Koe kan volgende maand misschien wel'. Het blijft eigenaardig."

Johan De Moor begrijpt niet altijd hoe de stripmarkt ineen zit. Wij ook niet. Deze uitspraak komt uit een interviewtje naar aanleiding van het eerste album van Volle Melk, de omdoping van de reeks Kobe de Koe.
(Teek 5, april 2001)

"Het tekenen is zonder het schrijven niet mogelijk. Bij Blueberry kun je dat goed zien. Er was altijd een interessante wisselwerking tussen Charlier en Giraud. Giraud is op een bepaalde manier een enorme zwever en Charlier is een nuchtere ambachtsman. Daar zat een leuk conflict in."

Martin Lodewijk licht het belang van zijn job als scenarioschrijver toe.
(Zozolala 78, december 1994/januari 1995)

"We zagen al snel twee series bij Dupuis geaccepteerd. Conrad zou een reeks krijgen op scenario van Cauvin. Het project kwam er nooit omdat Cauvin er geen tijd voor had. Hij heeft dan Mythic, alias Smit le Benedicte, bij de kraag gevat en ze zijn samen een reeks begonnen, Jason. In die periode had ik mijn handen vol met tekenen. Het is daarom dat Conrad me een scenario gaf om mijn werk te verlichten. Dat was De Onnoembaren. Ik heb er met veel plezier aan gewerkt. Maar Conrad heeft me zwaar ontgoocheld door te zeggen dat hij er niets aan vond. Daar heeft me nogal geërgerd en van het ene moment op het andere nam hij de tekeningen voor zijn rekening, te meer omdat zijn samenwerking met Mythic op niets uitdraaide. Vanaf dan hebben we met twee aan de serie gewerkt. Hij tekende en ik hield me bezig met het verhaal. Ik heb Kleenex gedurende een jaar of zes rijk gemaakt."

Voilà, nu weet je uit d emond van Yann hoe de geboorte van De Onnoembaren door het toendertijd beruchte duo Yann en Conrad tot stand kwam. Niet Conrad, maar Yann was de oorspronkelijke tekenaar (maar Conrad hertekende uiteindelijk Yanns eerste platen) en niet Yann, maar Conrad was de originele tekstschrijver. Nog een chance dat Cauvin indertijd geen tijd had. Yann bewijst met zijn laatste uitspraak dat hij er de nodige tranen bij heeft gelaten.
(Auracan 2, december 1993)

"Goeie bedoelingen leiden niet noodzakelijk tot goeie scenario's."


De Franse stripuitgever Guy Delcourt citeert één van onze belangrijkste Belgische stripscenaristen Jean-Michel Charlier. Hij zei het in een overzichtsartikel waarin Angoulême 2005 wordt geëvalueerd.
(Bédéka 13, maart 2005)

"Strips horen eigenlijk niet thuis in de bibliotheek. De belangstelling voor gewone jeugdboeken zal er alleen maar op achteruit gaan.
(...) Een strip is geen boek. Willy Vandersteen heeft dat zelfs toegegeven (...) Wat de stripfanaten er ook van mogen zeggen, strips betekenen een verarming van de literatuur. het is trouwens wetenschappelijk bewezen dat jongelui die niets anders dan Jommekes of Rode Ridders verslinden, een verbale achterstand oplopen."

't Zal wel gaan zeker? Aan het woord is de Antwerpse bibliothecaresse Jeugdboeken Kristien Versteylen. Ze zei het in 1988 toen een duizendtal strips in de collectie van de jeugdafdeling werden opgenomen. Stripjournalist Patrick Van Gompel schreef er al een stukje over in Wordt Vervolgd 94, een stripmaandblad dat bulkte van de betere, literaire strips.
(Wordt Vervolgd 94, 1988 - De Morgen, 10 januari 1988)

"De hoofdredacteur van Kuifje houdt niet zo van mijn verhalen, daarom plaatst hij ze op de minst aantrekkelijke manier. ik heb met die man verder niets te maken, — de albums lopen goed."

De Zwitser Cosey over het feit dat de verhalen van Jonathan in voorpublicatie steeds tijdens de zomermaanden verschenen met een groot aantal pagina's per week zodat het snel was afgelopen. De hoofdredacteur was trouwens Vernal.
(Stripschrift 196/197, februari 1985)

"Ik had een beetje genoeg van de manier van werken bij Peyo. Peyo had de onhebbelijke gewoonte om pas twee dagen op voorhand aan te kondigen dat hij op vakantie ging. Hij zadelde ons dan volledig alleen op met alle werk want we werkten hooguit twee weken op voorhand. Soms liet hij ons één pagina drie of vier keer opnieuw beginnen. Maar wij werden er geen frank méér voor betaald. Uiteindelijk ben ik om die reden opgestapt en ben ik samen met Tillieux aan Guus Slim gaan werken."

Ex-Peyo-assistent Gos over zijn vertrek bij de schepper van De Smurfen.
(Brabant Strip magazine 114, 31 januari 2004)

"Een tijdlang liet ik tekeningen vaag uit een zekere luiheid, maar dat veranderde toen ik mocht werken voor Bob De Moors serie Cori De Scheepsjongen. Zijn potloodtekeningen waren met zeer veel zorg uitgewerkt. Ik mocht de decors voor de eerste tien bladzijden maken en het verhaal inkten."

Info over Largo Winch-tekenaar Philippe Francq dat je wellicht niet wist of al vergeten was. Meneer is immers een ex-medewerker van Bob De Moor en Studio Hergé.
(De Morgen, 3 juli 1997)

"Ik heb een vriend die beweert dat hij zijn beste ideeën onder de douche krijgt. En nu staat hij hele dagen onder de douche. Meestal krijgt hij niet één idee, maar hij is tenminste proper."

Tekenfilmmaker en -legende Chuck Jones over inspiratie en waar deze te vinden.
(Humo)

"Hij is erg geschikt, op alle punten. Wel verrassend is, voor een intellectueel als hij, dat hij zo slecht tegen zijn verlies kan bij sportprestaties. Bij 't tennissen vooral."

Enki Bilal over zijn scenarist Pierre Christin. Bilal en Christin mochten in een interviewtje uitleggen hoe een gezamenlijke trip naar Los Angeles hen beviel. En ach, welke intellectueel kan wél tegen zijn verlies?
(Stripjaarboek '84-'85, 1984)

"Bij ons heeft succes een verdacht randje. Als je in de Verenigde Staten goed verkoopt, krijg je erkenning. Hier moet je kiezen. Het is de eer of de bloemen. Als je goed verkoopt dan betekent dat dat je geen creatieveling bent."

Succesauteur Midam (in 2004 een oplage van 300.000 Kid Paddle-albums) legt de vinger op de wonde als het over Europese kritiek gaat op commercieel succes.
(Bandes Dessinées 2, augustus/september 2004)

"Ik heb inderdaad voorstellen in die richting gehad. Het zou interessant zijn als een grote filmmaker als Polanski zijn eigen visie op De Kinderen van de Wind zou kunnen overbrengen op scherm, maar ik denk dat voor zoiets werkelijk een kolossaal budget moet worden opgebracht. Tenminste, als je het verhaal zoals het er nu is niet drastisch wilt veranderen."

François Bourgeon over de interesse die er even was om de stripklassieker De Kinderen van de Wind te verfilmen. We vernemen meteen zijn regisseursvoorkeur.
(Zozolala 50, april/mei 1990)

"De vorige verhalen speelden in het zuidwesten. Dat is een makkelijk gebied, maar het nieuwe verhaal speelt op de grens van het short grass country en het tall grass country. Hoe zeg je dat in het Nederlands?
(...) Er is nog een additionele moeilijkheid. Als het flink geregend had, was het tall grass zo hoog dat een man op een paard er helemaal in verdween. Hoe moet je ooit een verhaal zich daarin laten afspelen? Al die kerels zijn in het hoge gras nauwelijks te zien. Ik maak er nu een grapje over, maar het is een moeilijkheid waar ik nog een modus voor moet vinden..."

Hans G. Kresse over de vorderingen van de Indianen-Reeks deel 10. Een oplossing zou hij nooit vinden. Het verhaal is nooit verschenen. Kresse stierf op 12 maart 1992, een viertal jaar na het interview.
(Titanic 47, 1988)

"Ik hou veel van Guust Flater en Asterix, maar ik pak ook wel eens een Suske en Wiske, gewoon voor de ontspanning. Verhalen van Jean Dufaux lees ik ook graag, zoals Jessica Blandy. Een strip waar ik onlangs gecharmeerd van raakte, en vele tekenaars met mij, is Blacksad van Juan Diaz Canales en Juanjo Guarnido. Erg goed getekend en het heeft een heel goede sfeer."

Philippe Delaby op de vraag "Lees je strips van anderen?"
(Stripschrift 345, augustus 2000)

"Ik loop door een vreemde stad en ik ga een boekhandel binnen. Alle stripseries liggen mooi uitgestald. Alleen Kiekeboe ontbreekt! Wat je er aan overhoudt is een levenslange reflex om in elke boekhandel, krantenwinkel of supermarkt te gaan kijken of je er wel ligt. Gelukkig ben ik niet de enige met die tic. Uit gesprekken blijkt dat al mijn collega's hetzelfde doen."

Kiekeboe-auteur Merho geeft in de rubriek Dagboek voor De Bond eigenlijk toe dat een beetje striptekenaar ook wel een beetje een ijdeltuit is.
(De Bond, 25 april 1997)

"160.000.000"



Officieel de wereldwijd verkochte oplage van Suske en Wiske. Om daarop te kunnen antwoorden, spiekte huidig Suske en Wiske-tekenaar Marc Verhaegen op een papiertje in de tv-talkshow De Laatste Show.
(De Laatste Show, 14 februari 2005)

"Het waren vreemde tijden in de jaren 60. Hoe minder Hergé deed, hoe meer Kuifjes hij verkocht. Stel je voor: één Kuifje-verhaal om de vijf, zes jaar, met daarbij drie inkleursters die één pagina elke drie maanden om handen hebben. Dat is niks. Als er journalisten of zo de studio kwamen bezoeken, haalde iedereen een tekenplaat boven en deed dan alsof het ik-weet-niet-hoe-druk was. En zodra het bezoek weg was, hup, de tekening weer in de la. Nee, ik kon daar onmogelijk blijven... De studio was nog een schim in die jaren, in feite een dekmantel voor Hergés uitgaven. Anders moest hij toch dokken aan de belastingen."

Jacques Martin bewaart blijkbaar niet zo'n fijne herinneringen aan een bepaalde periode op de Studio's Hergé waar hij ooit werkte.
(Het Belang van Limburg, 14 augustus 1999)

"Het verhaal gaat dat Jijé indertijd zou hebben meegewerkt aan het maken van het scenario voor de film Once Upon a Time in the West, een Italiaanse spaghettiwestern van Sergio Leone. Bij het opbouwen van dit scenario maakte Jijé schetsen en werkte sommige ervan volledig uit."

Met andere woorden: Jijé (= Joseph Gillain) maakte voor een gedeelte het storyboard voor de westernklassieker van Sergio Leone uit 1968. Dit citaat komt uit een minibiografie om een gigantische poster (200 x 80 cm) van Jijés westernheld Jerry Spring (de eerste realistisch getekende, Europese western) te promoten. Hij werkte ook mee aan het eerste verhaal van Blueberry van zijn ex-assistent Jean Giraud. Een oude RTBF-documentaire bevestigt dit verhaal. In die documentaire zagen we Jijé uitleg geven bij zelfgeschoten filmpjes met onder andere Henry Fonda achter de schermen van de film.
(Robbedoes 2417, 9 augustus 1984
Collection BD, 17 februari 2005)

"Toen wij van start gingen, zeiden de winkeliers: we krijgen moeilijkheden met onze klanten. Waarom? Omdat bepaalde uitgevers — ik wil hier geen namen noemen — grote beloften hebben gedaan, maar weinig daarvan zijn nagekomen. Het publiek vergeet dat niet, en als je als nieuweling met goede bedoelingen op de markt probeert te komen, dan word je over dezelfde kam geschoren. Dat is fout, maar dat kun je de mensen niet verwijten, want zij zijn ook bij de neus genomen. Die situatie heeft ons gedwongen binnen korte tijd een flink aantal boeken uit te geven. Mensen krijgen vertrouwen als er meer delen verschijnen. Dan zien ze dat je van plan bent om door te gaan. Ik wil niemand zwart maken, maar mensen moeten zien dat iemand doorgaat. Wat ook tegen ons heeft gewerkt, is dat wij mooi papier gebruikten en dat de boeken weliswaar goedkoop waren, maar toch ook duur: mensen moeten het kunnen betalen. Mensen kopen het niet als ze er niet van overtuigd zijn dat je ermee verder gaat. En dan blijven wij met onze boeken zitten. Maar in dit tempo gaan wij zeker niet verder. Dat kan ook niet. Volgend jaar beperken we ons tot twee albums per maand. Dat is het maximum."

Ronny Matton, toenmalig uitgever van Blitz en huidig uitgever van Talent aan het woord in 1988.
(Zozolala 42, december 1988/januari 1989)

Terug naar Top